------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
------




19 mei 2013 : Pinksteren

       Dat vuur van het begin wij ademen het in

Marcel Braekers

Openingszang 103: "Gezegend deze dag"

Begroeting

Het feest van de vijftigste dag, Pentecoste of Pinksteren, is een feest van overvloed. Het park hier op de Filosofenfontein staat vol bloeiende kruiden. De bloesem van de boomgaard was overweldigend en de kleine kersen, pruimen en appelen beginnen te ontkiemen. Vogels haasten zich om hun jongen te voeden en ’s morgens klinken hier van overal vrolijke vogelconcerten.

In de joodse traditie vierde men vandaag het oogstfeest waarbij in een feestelijke optocht de eerste tarweschoven aan God werden aangeboden. Met dat gebaar drukte men uit dat God de schenker is van het leven. In de synagoge werd het boek Ruth voorgelezen, dat begint met een verhaal van hongersnood en van een buitenlandse vrouw die besluit aren te gaan lezen op de akker van een ver joods familielid.

Later toen de tempel was verwoest en het volk na de deportatie mocht terugkeren was deze band met de aarde en de vruchtbaarheid weggedeemsterd. Pinksteren werd een afschaduwing van Pasen en men herdacht de gebeurtenissen op de berg Sinaï waar God in bliksem en storm de tien geboden aan Mozes gaf. Pas vanaf het eerste christendom kreeg het feest weer dat uitbundige en aanstekelijke. Gebruik makend van de symboliek van het Sinaï-verhaal vertelde men aan elkaar dat men niet meer leefde volgens de oude Wet, de Thora, maar dat een nieuwe Wet heerste: deze van de onvoorwaardelijke, universele liefde.

Vuur en storm werden de dragende symbolen, die getuigden van deze nieuwe tijd.
De storm als symbool voor de Ongrijpbare, die ons ontrukt aan onszelf, de meeslepende Kracht die als een onweerstaanbaar blazen ons ont-zelft. Het vuur als symbool voor de profetische gloed, de onvoorwaardelijke liefde voor alle leven, vooral voor dat leven dat kwetsbaar is en overspoeld en weggeduwd wordt door een zichzelf voorbij hollende samenleving.

Op dit hoogfeest van Pinksteren vieren we hoe vanaf het begin tot vandaag een ontwrichtende Kracht zich aan ons aanbiedt en ons wil transformeren tot vurige getuigen. In het Pinksterverhaal wordt vermeld dat de deuren op slot waren, en toch brak de Geest binnen. Zou het een symbolische taal zijn ook voor vandaag: dat ondanks geslotenheid en onverschilligheid de Geest van God en van Jezus mensen overvalt en begeestert? De Geest, die bevrijdt uit angst en geslotenheid, zodat Pasen ten volle kan doorbreken: omdat niet alleen Jezus opstaat uit zijn graf, maar ook wij uit ons graf opstaan.

Gebed

Stort uw geest uit
Over jong en oud
Over man en vrouw
Over hoog en laag
Over west en oost

Stort uw vuur uit
In het hart van de mensen
In de mond van de mensen
In de handen der mensen

Zend uw adem neer
Over hen die geloven
Over allen die twijfelen
Over allen die liefhebben
Over allen die eenzaam zijn

Stort uw vuur uit
Over de woorden der mensen
Over het zwijgen der mensen
Over de talen der mensen
Over de liederen der mensen

Zend uw adem neer
Over allen die toekomst bouwen
Over hen die het goede bewaren
Over hen die het leven behoeden
Over allen die schoonheid scheppen

Stort uw geest uit
Over de huizen der mensen
Over de steden der mensen
Over de wereld der mensen
Over alle mensen van goede wil

Hier en nu
Over ons
Stort uw geest uit       (F. Cromphout)

Lied 390: “Kom schepper, geest”

Pinksterverhaal – in: Nico ter Linden, Koning op een ezel, p. 229 - 231

Lied 594: “Spreek opdat woorden zich ontvouwen”

Homilie

Toen God aan Mozes de 10 geboden gaf, kwamen engelen uit de hemel, die de 10 woorden vertaalden in alle talen van de wereld (70 talen omdat men dacht dat er slechts 70 waren, West-Vlaams niet meegerekend) en zo kon iedereen kennis nemen van de grondbeginselen van het leven. Zo vertelden de rabbijnen aan hun volksgenoten. Tegenover de spraakverwarring rond de toren van Babel waar mensen door hoogmoed uit elkaar werden gedreven, stond hier het verbindende. Tien woorden als basisregels om rechtvaardig en in vertrouwen met God en met elkaar te leven.

Het is tegen deze achtergrond dat Lucas een verhaal componeerde om het begin van de jonge kerk te beschrijven. Net als op de berg Sinaï was er een hevig onweer met donder en bliksem en felle wind. Er verzamelden zich mensen van overtal ter wereld rond de plaats van samenkomst, waar een groep van begeesterde leerlingen zongen en door elkaar riepen. Het leek op een grote chaos, en toch kon iedereen hen in zijn eigen taal verstaan. In plaats van angstig opgesloten te treuren om het verlies van hun leider stapt hier een groep bezielde mannen en vrouwen naar buiten om te getuigen wat volgens hen de kern van het geloof is, dat waar het uiteindelijk allemaal om draait.

Nico ter Linden verwoordt het heel mooi in zijn herschrijving van het Pinksterwonder: de geest van God, die vanaf het begin als scheppende geest werkzaam was, diezelfde geest die Mozes en de profeten had bezield, de geest die als bron van inspiratie Jezus had geleid, diezelfde geest keerde in hen terug en wil voortaan overal ter wereld mensen bezielen.

Het is de Geest, die mensen doet gloeien van bezieling, de Geest die hen drijft tot mateloze liefde voor elkaar en voor alles en iedereen, die kwetsbaar is. De Geest, die geen onderscheid maakt tussen mensen en rassen, armen en rijken, de Geest die voorbij godsdiensten en belijdenissen mensen thuis brengt in hun diepste centrum en hen wegrukt uit zichzelf naar elkaar. De Thora heeft haar eindbestemming gevonden, de dood en het doodse is overstegen, alle leven vindt zijn bestemming in deze kracht, krachtiger dan alle verdeeldheid. Iedereen sprak een andere taal en toch begreep men elkaar, schrijft Lucas.

Is dat niet de mooiste synthese van wat geloven zou moeten zijn? Dat we allemaal een andere belijdenis hebben – godsdiensten in hun credo, maar ook elke gelovige vanuit zijn eigen achtergrond en zoeken – maar op een dieper niveau gelijkgezinden zijn.
Huub Oosterhuis verwoordde het ooit zo: heilige Geest is hartstocht voor gerechtigheid en vrede, gloed van ontferming .. een kracht, een inzicht, een intuïtie; een tegenkracht tegen alles wat hard en rigide en koud en versteend is… God, die God doet oplaaien in ons. (in: Ik zag een nieuwe wereld, p. 250 e.v.)

Kijk je naar de geschiedenis, dan merk je dat tien à twintig jaar na de dood van Jezus reeds een zekere verstolling ontstond. Standpunten verhardden en er groeide partijdigheid. Zo is dé mens en zo zijn organisaties. Maar tussen dat alles of daaronder bleef altijd opnieuw die Geest waaien: via bezielde en bevlogen mensen tegen betweters, tegen de hypocrisie. Altijd opnieuw is er dat ongrijpbare waaien, die adem en soms een storm die mensen ontrukt aan zichzelf, aan het systeem waarin ze leven of denken en hen doet luisteren naar een toewaaiende boodschap. En altijd weer is er dat vuur, die gloed die ons zielsveel doet houden van elkaar, die drijft tot profetische bewogenheid. Het enige dat wij moeten doen is ons beschikbaar stellen, alle hypocrisie afleggen, transparant worden zodat de Geest ons kan transformeren tot geraakten, tot bevlogenen die onbevangen durven getuigen wat God met mensen doet.

Groot dankgebed : "In de heilige Geest" + refrein 140

P. Heilige Geest van God
Wij openen ons hart voor U, in ontvankelijkheid,
Om te verstaan
Hoe diep en ongezien Gij overal aanwezig zijt.
Gij zijt de lucht die wij ademen,
De verte waarin wij turen,
De ruimte die ons gegeven is.
Gij zijt het vriendelijk licht,
Waarin mensen voor elkaar aantrekkelijk zijn.

Wij bidden U, scheppende geest van God,
Voltooi het werk dat Gij begonnen zijt ;
Voorkom het kwaad dat wij kunnen aanrichten,
En beweeg ons tot het goede : tot trouw en geduld,
Tot mededogen en zachtmoedigheid ;
Ontsteek in ons de vriendschap voor alles wat leeft
En de vreugde om wat goed en menselijk is. (refrein)

P. Alles wat leeft ontvangt zijn groeikracht van U,
Vreemd en onbenoembaar is uw werking,
Diep verborgen in ieder van ons
Als een gist, een zaad van vuur.
Onze levenswil zijt Gij,
De liefde die ons vasthoudt hier op aarde,
En die ons bindt aan onze God.

Gij spoort ons aan om tot het einde te gaan
En alles uit te houden,
Om alles te verdragen, om alles te hopen,
Zoals liefde doet. (refrein)

P. Gij spreekt in alle stilte
En alle talen vertolken U.
Van alle woorden zijt Gij de waarheid
Hun duurzaamheid, de troost die zij schenken.
En ieder die ontvankelijk is mag u verstaan in zijn eigen taal
In zijn eigen leven.

Geef ons dan woorden in de mond
Die troosten en verlichten,
Maak ons bedacht op recht en gerechtigheid
Zucht in ons naar een nieuwe schepping.
Geef richting aan ons hart en ons geloof,
Geef vruchtbaarheid aan ons zwoegen en denken,
Geef ons het brood van de vrede. (refrein)

P. Gij zijt de adem en de gloed
Waarmee het woord van God gesproken wordt,
De wind waarop het evangelie wordt gedragen
Tot waar en wie dan ook.
Het is uw werk, het wonder van uw inspiratie
Wanneer er mensen zijn die ondervinden
Dat Jezus lééft.

Instellingswoorden

P. Gij zijt de geest die levend maakt en bevrijdt –
Gevaarlijk en meeslepend
Voor allen die zich vastklampen aan hun goed en bloed.
Belofte zijt gij en onzekerheid,
Armoede zijt Gij en genade.
Waar Gij komt brengt Gij de vergeving der zonden.
Zo zijt Gij uitgestort over deze wereld,
Zo wordt Gij nog vandaag, gezonden tot de Kerk
Die, vormeloos en verweesd, een nieuw begin van U verwacht.

Wij bidden U : wek ons ten leven
Zoals Gij in den beginnen
De mens bezield en begenadigd hebt
Zoals Gij Jezus onze broeder
Van de doden hebt opgewekt.
Maak ons vuur van uw vuur
En licht van uw licht,
Zoals in U de zoon der mensen, Jezus Christus,
Licht is van het eeuwige licht en God van God,
Vandaag en alle dagen
Tot in eeuwigheid. Amen (refrein)     (H. Oosterhuis)

Na de communie: lied 391: “Dan komt de dag”

------